Hoe ben je bij Bobbejaanland terechtgekomen?
Bart: Die pretparkmicrobe heeft er van kinds af aan al ingezeten. Zo was het bijvoorbeeld de traditie om na een communie de auto in te stappen en richting Bobbejaanland te rijden. Als kind kon ik de dag voor een pretparkbezoek ook niet slapen. Dagen op voorhand zat ik al in boekjes te bladeren van Bobbejaanland, verlangend naar die uitstap. ’s Morgens stond ik dan al vroeg aan mijn vaders bed om hem wakker te maken, en die was daar niet altijd even blij mee na een zware werkweek (lacht). Later, in 2003, ging ik zelfs drie tot vier keer per week naar het plezantste land. Gewoon om een terrasje te doen of met de werknemers een babbeltje te slaan en natuurlijk om van de attracties te genieten.
Na mijn studies ben ik dan vijf jaar gaan werken in de frituur van mijn vader, maar die werd in 2004 verkocht wegens zijn onverwachts overlijden. Ik ben toen eerst gaan solliciteren bij Walibi Belgium, omdat dat dichter bij huis was, maar uiteindelijk is het mijn thuispark Bobbejaanland geworden. Op 22 april 2004 was mijn eerste werkdag (aan El Paso) en nu, dertien seizoenen later, sta ik hier nog steeds met evenveel plezier!
Die pretparkmicrobe, is dat iets wat je echt moet hebben als pretparkmedewerker?
Bart: Ik denk het wel… Er wordt zelfs een beetje naar gekeken bij de sollicitaties. Je moet natuurlijk geen freak zijn (lacht), maar een beetje kennis van attracties en pretparken komt wel van pas.
Je hebt die passie ook nodig om er alle dagen met volle goesting te staan en om er steeds opnieuw een leuke dag van te maken voor de bezoekers. Wij staan daar in weer en wind, het is niet alle dagen zomer, zon en feest, maar op zo’n dagen is het de kunst om dat tikkeltje extra aan te kunnen bieden. Interactie met elke bezoeker vind ik bijvoorbeeld erg belangrijk: een vriendelijke lach, een complimentje of vragen hoe hun dag was… Het zorgt ervoor dat bezoekers zich welkom en belangrijk voelen.