Pretparken achter het ijzeren gordijn
Achtbanen en pretparken zijn een luxeproduct. Als een land geen stevige, en liefst vrije, economie heeft, is er weinig kans dat een pretpark enige overlevingskans heeft. Om een pretpark open te houden, is er simpelweg een grote middenklasse nodig. We zien de laatste jaren een opkomst van nieuwe pretparken in Oost-Europa die gelijkloopt met de grote economische groei van landen als Polen en Kroatië. Het is een veilige gok om te zeggen dat landen als Roemenië, Bulgarije en misschien zelfs de Baltische staten spoedig zullen volgen.
Al deze landen maakten vroeger deel uit van het Oostblok, waar geen vrijemarkteconomie was en een eigen pretpark oprichten niet simpel gemaakt werd door de overheid. Toch gebeurde het enkele keren. Moskou kreeg zijn iconische Gorkipark, eerder een stadspark met een paar attracties dan omgekeerd, Oost-Berlijn kreeg Spreepark, maar het meest relevante voorbeeld is Chorzów in Polen. Hier groeide vanaf 1956 Śląskie Wesołe Miasteczko, vandaag de dag beter bekend als Legendia. Toen de Tweede Wereldoorlog gedaan was en het ijzeren gordijn neerviel, was er echter maar één bestaand pretpark dat aan de communistische kant van de muur viel. En dat is het verhaal dat we vandaag willen vertellen.
Het ontstaan van een pretpark in de vroege twintigste eeuw – Angol Park
De dierentuin van Budapest opende in 1866 en is daarmee één van de oudste en historisch belangrijkste zoo’s ter wereld. De locatie van de zoo is het Városliget, simpelweg stadspark in het Nederlands. Naast de zoo was er ook de ‘Vurstli’ in het stadspark. Dit is een jaarmarkt en soort kermis die enorm populair was bij het volk. Deze Vurstli wordt gezien als de voorloper van het pretpark dat gebouwd zou worden, deels omdat de oprichters, de gebroeders Meinhardt, twee kermismensen waren die optraden tijdens de Vurstli.
Flashforward naar 1910:…