Achtergrond
Bobbejaanland was een florerend bedrijf. Het maakte winst en trok jaar na jaar een recordaantal bezoekers – daardoor verschilde het van Boudewijnpark en Melipark, die verkocht werden onder financiële druk. Het park was ook het levenswerk van een artiest die zelf op het terrein woonde, en bovenal zijn naam droeg. Anders dan Walibi Wavre, een park dat steeds bedoeld was om op een hoogtepunt verkocht te worden. Dus waarom besloot de familie Schoepen – geleid door Bobbejaan zelf, en natuurlijk diens vrouw Josée – het park dan toch te verkopen?
Grote beslissingen zijn bijna nooit terug te leiden naar één oorzaak, maar steeds naar meerdere. Het is helaas niet meer mogelijk te weten wat Bobbejaan precies tot de overname dreef, maar veel dingen kunnen we wel afleiden uit de geschiedenis. Op naar de woelige laatste jaren van de Schoepen-dynastie!
Het zware werk
Een pretpark runnen is geen simpel werkje. Er is een reden waarom zoveel families hun pretpark verkochten toen ze de kans zagen. Begin jaren 2000 kende Bobbejaanland enkele juridische gevechten. Zo was er het Thrillenium Ride-debacle, waarin Bobbejaanland een grote thrillride had besteld bij Nauta Bussink en zelfs vier attracties (waaronder de Rainbow) als vooruitbetaling had gegeven. De attractie kwam er nooit en het heeft een jaar aan rechtszaken gekost voor Bobbejaanland gelijk kreeg van de rechter en terug over hun eigen geld mocht beschikken. Nog vlak voor de overname kreeg Bobbejaanland gelijk in een andere rechtstwist, tussen hen en de gemeente Kasterlee. Daarin besliste het gerecht dat een opgelegde belasting van 1% op de ticketverkoop van Bobbejaanland door de gemeente onwettig was. Het waren dan misschien wel overwinningen voor Bobbejaanland, het waren ook het soort juridische affaires waar niemand zin in had.