Van koetsen naar muizen (1780 – 1972)
Wie het over de geschiedenis van Europa-Park wil hebben, moet het over de familie Mack en hun bedrijf hebben. De kiem van Duitslands grootste pretpark vinden we namelijk terug bij Paul Macks koetsenbedrijf dat hij in 1780 oprichtte in het Duitse Waldkirch. Van heinde en verre kwamen klanten naar het Zwarte Woud om er één van Paul Mack’s postkoetsen of orgelwagens te kopen. Naast een steeds grotere vraag naar vervoersmiddelen steeg rond het einde van de negentiende eeuw ook de vraag naar entertainment. Macks bedrijf sprong letterlijk en figuurlijk mee op de wagen en startte met de bouw van mobiele podia, woonwagens en andere noden van de rondtrekkende circusklanten.
Aan het begin van de negentiende eeuw werden circussen wat minder populair, ten voordele van rondtrekkende kermissen die steeds op zoek waren naar nieuwe attracties om het publiek mee te verbazen. De nazaten van Paul Mack gingen zich dan ook specialiseren in het bedenken en bouwen van attracties. In 1921 bouwde het bedrijf hun allereerste achtbaan uit hout en al snel zouden nieuwe exemplaren volgen, samen met paardenmolens, spooktreinen en woonwagens voor de foorkramers. Vijftien jaar later slaagde Mack GmbH & Co erin om een attractie te bouwen die aangedreven werd met benzine. Nog eens vijftien jaar later, in 1951, konden waaghalzen voor de allereerste keer een rondje maken in een houten bobslee-achtbaan van Mack. Het bedrijf werd steeds bekender vanwege hun vernieuwende ideeën voor attracties (zo bouwde het bedrijf in 1957 het eerste prototype voor een houten “wilde muis”-achtbaan met treintjes waarin net twee personen pasten) en begon langzaam maar zeker ook attracties te ontwikkelen voor pretparken.
In het volgende nummer brengen we het vervolg van Europa-Park’s lange geschiedenis. Over hoe Europa-Park er in vijftien jaar tijd in slaagde om de kaap van 5 miljoen bezoekers te halen, over hoe de familietraditie werd verdergezet en over hoe het park pas na 34 jaar zijn eerste looping kreeg.